7 handigheidjes voor trainers

Toen ik meeliep met mijn allereerste training ooit, was dat met Marijn. Zij kauwde kauwgum, was grappig en nonchalant en ik kon me haar niet voorstellen voor de groep. Mezelf trouwens ook niet. Hoewel ik zelf gesolliciteerd had op de baan, zag ik er ook huizenhoog tegenop. Maar toen kwam de opening van de training. Marijn zat voor de groep en sprak de woorden: ‘Welkom bij deze training!’ En daarmee wás ze opeens de trainer.

Bij alle volgende trainingen gebruikte ik dus ook deze startzin. Hij hielp me niet alleen om de trainer te lijken, maar ook om me zo te voelen. In de loop van de jaren ontdekte ik meer van dit soort handigheidjes en regels. In dit blog beschrijf ik er zeven.

1. Start met ‘Welkom!’

Om hem nog maar even in te koppen: ‘welkom’ is heel handig als eerste officiële woord. Doordat je de deelnemers uitnodigt in jouw training, maak je de verhoudingen duidelijk. Het zet de goede toon en daarom gebruik ik het nog steeds. Niet altijd als allereerste woord – soms plak ik er een gesprekje met de groep of grapje voor. Maar pas als ik ‘welkom’ zeg begint de training écht.

2. Kleed je iets netter dan de groep, maar wel comfortabel

De trainersoutfit. Vroeger was dat reden voor veel gepieker, want wat moest ik aan als 25-jarige die er in haar vrije tijd behoorlijk casual/slonzig bij liep? In die tijd hadden mijn collega’s en ik allemaal een ‘trainersjasje’. Kwam er iemand met een colbertje aan, dan wist je dat hij of zij die dag ging trainen.

Net als bij het woord ‘welkom’ kan ook kleding je in je rol helpen. Je voelt je meer de trainer als je je ernaar kleedt. Een goed handvat is: kleed je een tikje netter dan de gemiddelde deelnemer, maar nog steeds zo dat je jezelf comfortabel voelt. En: thuis de trainersoutfit verwisselen voor je gewone kleding helpt je ook weer uit je rol te stappen.

3. Altijd eerst de groep feedback laten geven en dan pas jij zelf

Stel, er is een rollenspel voor de groep geweest of de deelnemers hebben in groepjes gewerkt en presenteren hun resultaten voor de groep. Dan volgt er feedback. Een handige vuistregel is: laat eerst de deelnemers feedback geven en doe het zelf als laatste. Dat heeft allerlei voordelen. Doordat de deelnemers als eersten mogen, toon je respect. Je zet ze meer aan het denken. Je hebt tijd om je eigen gedachtes te ordenen. Je bouwt autoriteit op: de laatste spreker krijgt het meeste gewicht. En de belangrijkste: deelnemers onthouden wat als laatste gezegd wordt. Doordat je als laatste gaat, zorg je er dus voor dat ze de clou onthouden.

4. Je bent altijd de trainer

Als trainer ben je altijd in functie, ook tijdens pauzes. Misschien voelt dat voor jezelf niet zo. Je bent immers ook maar een mens en tijdens pauzes wil je misschien jezelf kunnen zijn. Maar deelnemers blijven jou als trainer zien en daardoor hebben jouw woorden en acties meer gewicht dan die van een collega-deelnemer. En dus is het handig om niet vrijuit je gedachtes te uiten over gevoelige onderwerpen, want je weet niet wie je daarmee kwetst. Gaat het alsmaar over kinderen of voetbal en zie je een paar mensen erbuiten vallen? Dan verander je het onderwerp.

Het is fijn als je dingen over jezelf deelt, want deelnemers willen je ook een beetje als persoon leren kennen, maar je doet dat wel selectief. Heb je net iets heftigs achter de rug of zit je er nog middenin? Dan is het minder handig om daarover te vertellen, want je wilt niet dat de deelnemers zich zorgen gaan maken over jou.

5. De laatste woorden zijn voor jou

Nog zo’n dingetje: net zoals de eerste woorden van de training voor jou zijn, zijn de laatste dat ook. Deelnemers wachten er ook op. Als je de training niet merkbaar afrondt, blijven ze vaak onzeker zitten. Dus spreek aan het eind die paar zinnen over hoe fijn je met ze gewerkt hebt en wens ze succes bij de toepassing. Als je lekker hebt gewerkt, gaat dat vanzelf. Maar ook als je hebt moeten zwoegen, zoek je dat laatste restje waardering op en zeg je iets aardigs als afscheid. Met die woorden zet je een herkenbaar punt achter de training.

6. Aan jou de taak om buitenbeentjes aan te spreken

Langpraters, laatkomers, klagers – de andere deelnemers ergeren zich er heus wel aan, maar ze zullen er meestal niets van zeggen. Ze wachten allemaal totdat jij het doet en terecht, want zij hebben er niet voor getekend. Deelnemers zijn naar de training gekomen om nieuwe vaardigheden te leren, niet om het groepsproces bij te sturen. En dus komt het op de trainer aan om storend gedrag bij te sturen. Dat is lastig en spannend, maar ook de moeite waard. Met een kort gesprek onder vier ogen kun je een buitenbeentje bijsturen en versterk je het contact met de betreffende deelnemer.

7. Je mag pas als laatste weg, ook online

Hoe vaak ik na een onlinetraining of webinar niet overblijf met één deelnemer die het knopje niet kan vinden. Of na een training in het zaaltje met iemand die nog naar de wc moet en dan blijft hangen. Soms wil je zelf echt naar huis of heb je over een half uur weer een volgende meeting. Maar toch, het hoort erbij dat je rustig wacht, net als bij een etentje bij je thuis. Hoe moe je ook bent, je gaat niet vast naar bed en laat de gasten het zelf maar uitzoeken. Dus ook als trainer verlaat je als laatste het pand of de online training.

Voor het thuisfront: wees lief voor ons na de training.

En als bonus een tip voor het thuisfront. Na de training moet je altijd even landen in het dagelijks leven. Je bent een dag of meer De Trainer geweest. Je was even in een andere wereld. Je komt op je toppen thuis als de training geweldig was en jij het spectaculair gedaan hebt. En je bent somber of chagrijnig als het sleuren was en je het niet kon doorbreken. Dus thuisfront: wees een beetje lief voor ons als we thuiskomen. Laat ons stoom afblazen, andere kleren aantrekken en zorg voor een lekkere gezonde maaltijd met een lekker ongezond toetje. Verwacht niet meteen veel aandacht of diepe gesprekken, heb even geduld. Morgen zijn we weer op jullie planeet.

4 gedachten over “7 handigheidjes voor trainers”

Plaats een reactie