De tegenspeler zet raar gedrag neer

Je kent het wel: je wilt een rollenspel voor de groep doen met een tegenspeler uit de groep. Maar die zet raar gedrag neer. Hij doet overdreven, reageert niet op de oefenaar of maakt er een spelletje van. Hoe voorkomen je dat en hoe stuur je bij als het toch gebeurt? Die vraag kreeg ik van Renske.

Ik geef interculturele trainingen. Deelnemers vinden het soms lastig om de tegenrol goed neer te zetten. Laatst moest een tegenspeler een accountant uit Irak spelen die werk zocht. De instructie was: je wilt het liefst werk als accountant doen, maar durft geen nee te zeggen tegen ander werk. Degene die hem speelde, maakte ervan dat hij helemaal geen ander werk wilde aannemen. Daardoor liep het rollenspel in de soep. En ook als deelnemers in twee- of drietallen oefenen, geven ze soms slecht tegenspel. Er is niet altijd budget voor een acteur, dus speel ik zelf vaker de tegenrol. Maar dat vind ik geen blijvende oplossing.

Renske heeft gelijk: als trainer de tegenrol spelen, is geen houdbare situatie. De belangrijkste reden is dat je dan voortdurend plenair moet werken, zodat er minder individuele oefentijd overblijft. En dat is niet goed, want om de vaardigheden echt te leren, is het belangrijk dat alle deelnemer zelfstandig oefenen zonder de trainer erbij. Een tweede reden is dat het voor deelnemers leerzaam is als ze de tegenrol zelf ervaren. Ze voelen aan den lijve wat er gebeurt als ze bijvoorbeeld niet durven weigeren en de jobcoach niet doorvraagt.

Maar hoe zorg je ervoor dat de deelnemers goed tegenspel bieden? Dat doe je door een goede instructie te geven, door de tegenspeler zo nodig bij te sturen en door mensen de rol te laten kiezen die het best bij ze past.

Geef altijd mondelinge instructie

Renske geeft de instructie voor de tegenspeler vaak op papier. Maar dat werkt niet goed, want veel deelnemers lezen slordig. Geef daarom altijd een mondelinge instructie en help de tegenspeler om zich in te leven in de rol. Hoe je dat precies doet, hangt af van wie de casus inbrengt en wie die tegenrol gaat spelen.

Een deelnemer brengt een casus in en gaat er zelf mee oefenen

Als een deelnemer een casus inbrengt en er zelf mee wil oefenen, vraag je hem om de tegenspeler goed te beschrijven. Hoe heet hij, wat zegt hij, hoe zit hij erbij, hoe reageert hij, wat maakt zijn gedrag lastig? Laat de inbrenger vervolgens zelf iemand kiezen die tegenspel gaat bieden. De inbrenger kiest dan vrijwel altijd iemand die dat gedrag goed kan neerzetten. Check bij de tegenspeler of hij de rol inderdaad wil spelen en of hij zich er voldoende er kan voorstellen.

Je brengt zelf een casus in en een deelnemer gaat ermee oefenen

Wanneer je als trainer een casus inbrengt, zodat een deelnemer ermee kan oefenen, beschrijf je zelf de tegenrol. Beschrijf wat de tegenspeler doet: hoe reageert hij? Vraag daarna eerst wie van de deelnemers wil oefenen met deze casus. Wanneer je een oefenaar hebt, laat je die zelf zijn tegenspeler kiezen. Ook nu kiest de oefenaar meestal iemand die het lastige gedrag goed kan neerzetten en dat is het belangrijkst.

De deelnemer brengt een casus in en speelt zelf de lastige persoon

Een deelnemer kan ook een lastige situatie inbrengen en zelf de lastige gesprekspartner neerzetten. Een andere deelnemer gaat dan oefenen hoe je met zo iemand omgaat of jij doet dat voor. In zo’n geval heeft de tegenspeler geen extra instructie nodig, want de inbrenger heeft als geen ander in zijn hoofd hoe lastig zijn cliënt laatst deed, hoe vervelend haar moeder vaak reageert of hoe irritant die ene huisgenoot kan doen. Dan krijg je vrijwel altijd goed tegenspel.

Wanneer de tegenspeler een motief of belang heeft dat de oefenaar nog niet mag weten, neem je de tegenspeler mee de gang op en geef je hem extra instructie. Renske kan bijvoorbeeld zeggen: ‘Je vindt het doodeng om te zeggen dat je het voorgestelde werk niet wil, want je denkt: “Ze gaat me dan nooit een uitkering geven of helpen.” Maar het allerliefst wil je in de accountancy werken, want daar heb je ervaring in.’

Stuur bij

Soms merk je tijdens het rollenspel of de time-out dat de tegenspeler geen goed tegenspel biedt. Stuur dan bij. Dat kun je gewoon hardop doen, iedereen mag dat horen. Je loopt naar de tegenspeler toe en geeft je instructie. De tegenspeler is een ‘leermiddel’ en het is belangrijk dat hij het doet zoals jullie afgesproken hebben of zoals je het in je hoofd hebt. Bijvoorbeeld: ‘Nee joh, dit zeg je zo echt niet. Dat is veel te direct. Knik maar een beetje.’

Juist als een inbrenger zijn eigen lastige gesprekspartner speelt, kan de frustratie hoog oplopen. De kans bestaat dat de inbrenger dan blijft hangen in het lastige gedrag en niet echt reageert op de interventies van de oefenaar. Stuur dan bij: ‘Hé Frans – je bent nu wel héél erg je schoonmoeder op haar irritantst hè! Kijk of je open kunt staan voor wat Valerie doet.’

Bij een rollenspel in tweetallen

In bovenstaande situaties beschrijf ik wat je als trainer doet bij een plenair rollenspel. Je besteedt dan veel aandacht aan het inrollen en bijsturen van de tegenspeler. Maar wat doe je als de deelnemers in tweetallen uiteengaan om te oefenen? Ook hier is er weer een verschil of jij een casus meegeeft of dat je iedereen met een eigen casus laat oefenen.

Wanneer je een casus meegeeft

Wanneer je als trainer een casus meegeeft, schets je beide rollen en laat je de deelnemers kiezen in welke rol ze zich het meest herkennen. Bijvoorbeeld: ‘Wie zich het meest herkent in de consulent: ga links staan. Ga rechts staan als je je het meest herkent in degene die werk zoekt en het eng vindt om te zeggen wat je precies wilt.’ Vervolgens neem je de werkzoekenden even mee de gang op, zodat ze zich kunnen inleven in hun rol. Weer terug vormen de deelnemers tweetallen en oefent de consulent het gesprek. Doordat mensen zelf een rol kiezen, is de kans groot dat ze lekker in hun rol zitten.

Wanneer de deelnemers een eigen casus kiezen

Wanneer deelnemers een eigen casus kiezen, heb je geen mogelijkheid om alle tegenspelers apart in te rollen. Je kunt wel plenair checken of de deelnemers passende cases hebben (zie dit blog) en in de instructie duidelijk maken wat je van de tegenspeler verwacht: starten met het lastige gedrag en zich laten beïnvloeden door de oefenaar.

Kan dat ook online?

De tips die ik hier geef, werken ook in een online traing. Neem ook daar de tijd om de oefenaar zelf een tegenspeler te laten kiezen en om die in te praten.

Het is online wel wat lastiger om deelnemers apart van elkaar te instrueren, bijvoorbeeld voor de tweetallen, of als je de tegenspeler apart wilt inpraten. Bij Zoom kun je een tegenspeler meenemen naar een Room (en de rest vragen om in de plenaire sessie te blijven). Als je programma die mogelijkheid niet biedt, kun je deelnemers ook op een andere manier apart nemen.

  • Wil je één deelnemer even apart nemen? Bel die dan even op.
  • Wil je de helft van de groep apart nemen? Vraag de andere helft dan om het geluid van de computer even uit te zetten.

Valkuil: ellenlange instructies

Lange rolinstructies op papier werken averechts. De deelnemer is dan bezig om alle feiten zo goed mogelijk te verwerken en dan wordt het nooit een echt gesprek. Als je toch iets op papier zet, laat het dan nooit meer dan 5 regels tekst zijn.

Ook zo leren trainen?

Wil je ook zo leren trainen? Dan is de opleiding Train de trainer misschien wat voor je.

Plaats een reactie