Sommige groepen zijn vanzelf actief. Dan leg je iets uit en vliegen de vragen je meteen om de oren. Deelnemers reageren enthousiast op elkaar, zodat het meer moeite kost om discussies te stoppen dan om ze op gang te brengen. Maar soms zijn groepen ook stil. Dan kun je ongestoord 10 minuten praten zonder dat er iemand reageert. Of het zijn elke keer dezelfden die reageren terwijl de rest van de groep met een blanco gezicht terugkijkt.
Hoe erg is dat?
De hamvraag is natuurlijk: is het erg dat deelnemers stil zijn? Wat denk jij?
- Nee. Als deelnemers stil zijn, kunnen ze nog steeds heel hard aan het nadenken zijn. Het is ieders eigen keuze om wel of niet iets te zeggen.
- Ja. Deelnemers leren het meest als ze actief nadenken. Dat proces wil ik dus stimuleren en in de smiezen hebben. Als deelnemers stil zijn, heb ik geen zicht op hun leerproces.
Beide antwoorden zijn waar, maar voor mij telt het tweede zwaarder. Als deelnemers stil zijn, is de kans fifty-fifty dat ze niet bezig zijn met de stof of dat ze vastlopen in hun gedachtegang. Daaraan kun je pas wat doen als deelnemers hun gedachtes uiten: dan kunnen anderen daarop reageren en hen verder helpen. Juist daarin zit de meerwaarde van een training. Als je niet in gesprek gaat met de deelnemers kunnen ze net zo goed een boek lezen of een webinar volgen. Pas tijdens discussies vallen de kwartjes echt.
Deelnemers leren het meest van wat ze zelf ontdekken
Juist van onderlinge discussies leren deelnemers dus het meest. Als je zelf een verhaal afsteekt, blijkt daarvan bedroevend weinig hangen: deelnemers onthouden er hooguit 20% van. Maar als ze zelf dingen ontdekken, steken ze daar veel meer van op. Ze onthouden er misschien wel 90% van! Daarom werkt het zo goed als je deelnemers aan het denken zet: daarvan leren ze het meest.
Deelnemers aan het denken zetten, wil trouwens niet zeggen dat je hun niets meer mag aanreiken. Deelnemers hoeven niet alles zelf te ontdekken, want dat zou nodeloos veel tijd kosten. Het is prima als je hun nieuwe theorie aanreikt, zolang ze er daarna maar op kunnen kauwen. Hoe doe je dat?
Stap 1
Bedenk welke 20% van je uitleg echt essentieel is. Stel dat je 20 minuten de tijd hebt voor je uitleg, welke 4 minuten zijn dan de allerbelangrijkste?
Stap 2
Bedenk bij die kern één of meer voorbeelden uit de praktijk. Hoe zie je de theorie in het dagelijks leven terugkomen? Wanneer zie je tips werken, valkuilen terugkomen, het proces functioneren?
Stap 3
Bedenk een opdracht bij het voorbeeld dat je bedacht hebt. Het mooiste is als je bij elk voorbeeld 2 soorten opdrachten hebt.
- Ontdekkende opdrachten. Hiermee laat je de deelnemers het voorbeeld analyseren zonder dat jij de kern al verteld hebt. Vragen zijn dan bijvoorbeeld: ‘Wat denk je dat hier aan de hand is?’ ‘Is dit effectief, waarom wel/niet?’ ‘Welke verschillen vallen je op bij de voorbeelden die ik gaf?’
- Intrainende opdrachten. Hiermee laat je de deelnemers jouw theorie toepassen op een voorbeeld. Mogelijke vragen zijn dan: ‘Hoe herken je de theorie in dit voorbeeld?’ of ‘Verbeter dit voorbeeld met behulp van de theorie.’
Stap 4
Als je dit doet, heb je voor elk stukje uitleg 2 verschillende opdrachten achter de hand. Welk type je gebruikt, hangt af van hoe actief de groep al is.
- Zijn de deelnemers stil? Zet dan ontdekkende opdrachten in om ze uit de tent te lokken.
- Zijn de deelnemers actief, maar nog ongericht? Gebruik dan intrainende opdrachten om te zorgen dat ze focus krijgen.
- Zijn de deelnemers actief en komen ze zelf met passende voorbeelden? Dan hebben ze de link met jouw theorie zelf al gelegd en kun je daarop doorgaan. Gebruik dus hun eigen voorbeelden en maak er ter plekke een ontdekkende of intrainende opdracht van.
Ook zo leren trainen?
Wil je leren hoe je deelnemers activeert? Je leest er meer over in Zo werken rollenspellen écht! En je leert het in ze tweedaagse training Uitdagend starten.