Ook al train ik bijna 25 jaar, de eerste keer na de zomervakantie is altijd weer spannend. Kan ik het nog wel, trainen? Die onzekerheid verdwijnt meestal binnen het uur. Dan zit ik in de training en, belangrijker, merk ik dat de groep er zin in heeft. Dat is een heerlijk gevoel! Mijn recept voor de goede start van een training vind je in deze instructievideo.
NB. Je vindt deze en andere instructievideo’s in de elektronische leeromgeving die hoort bij de derde, geheel herziene editie van Trainen, een praktijkgids.
Start van een training: ook spannend voor de deelnemer
De start van een training is niet alleen spannend voor de trainer, maar ook voor de deelnemers. Zij kennen elkaar nog nauwelijks en bij binnenkomst reageren ze maar mondjesmaat op elkaar. Het enige wat ze bindt, is dat ze op dezelfde tijd en plaats bij elkaar zijn en vergelijkbare vragen en problemen delen. En dat laatste weten ze niet eens zeker: iedereen voelt zich nog alleen en nog niet gezien, laat staan dat ze beseffen dat anderen met soortgelijke vragen worstelen.
In deze situatie hebben de deelnemers vooral behoefte aan veiligheid. Ze willen graag voelen dat ze in de training mogen zijn wie ze zijn. Het is je taak als trainer om daarvoor te zorgen, want de deelnemers kunnen dat nog niet zelf doen.
Autoriteit weggeven
Je creëert een veilige omgeving doordat je de deelnemers laat merken dat je ze respecteert en waardeert. Om dat te bereiken, ga je autoriteit weggeven bij de start van een training. Dat is in wezen niets anders dan wat je elk etiquetteboek kunt leren. Je past je kleding en het gespreksonderwerp aan de interesse van de groep aan, bent geïnteresseerd in de ander, luistert, stelt vragen en vat samen. Om echt respect te tonen, maak je zo nu en dan een welgemeend compliment.
Autoriteit weggeven, betekent dat je echt contact maakt met de deelnemers. Dat is lastig, want bij de start van een training ben je ook bezig met je programma en met je eigen zenuwen. Daarom hebben veel trainers de neiging om zich te begraven in de inhoud, want die hebben ze voorbereid en die is dus veilig. Maar bij de start van een training gaat het vooral om de veiligheid in de groep en nog niet om de inhoud. Hoe zorg je daarvoor?
1. Wees ruim op tijd in de trainingsruimte
Zorg dat je tijd hebt om de zaal in te richten zoals je dat wilt. Jij bent de gastheer of gastvrouw. Begroet de deelnemers en stel ze op hun gemak door met ze te kletsen. Zodra de deelnemers binnen zijn, ben je met je aandacht bij hen – dat is belangrijker dan die laatste gedachtes over het programma. Laat de inhoud los! Je hebt je voorbereid, ga ervan uit dat alles wat je wilt vertellen op het juiste moment bovenkomt.
2. Sluit aan de belevingswereld van de deelnemers
Begin bijvoorbeeld met de knelpunten die je hebt gehoord tijdens de intake en koppel daaraan je programma. Doordat je veel bezig bent geweest met de inhoud is de verleiding groot om daarmee te starten. Doe dat niet en warm de deelnemers eerst een beetje op! Vertel zo concreet mogelijk wat ze gaan leren in de training en wat dat gaat opleveren voor hun praktijk.
Welkom bij de training projectmatig werken voor de gemeente Baans. Goed jullie weer te zien. We hebben elkaar drie weken geleden gesproken en op basis daarvan heb ik een programma gemaakt. Projectmatig werken binnen de gemeente is niet gemakkelijk, dat hebben jullie me wel duidelijk gemaakt! Een groot probleem is werken volgens planning: veel projecten worden wel begonnen, maar komen nooit af. Dat heeft veel te maken met de politieke ‘waan van de dag’: de wethouder bepaalt voor een groot deel jullie agenda. Als projectleider is dat niet altijd gemakkelijk. Er bestaan ook veel vragen over het aansturen van projectmedewerkers: hoe houd je die gemotiveerd? Vaak hebben ze nog allerlei andere taken naast het project. En veel van jullie willen graag weten wat dat is: projectmatig werken. Misschien met de hoop dat jullie zo een aantal knelpunten kunnen oplossen.
3. Wees nieuwsgierig naar hun praktijk
Stel je open voor vragen en interrupties. Ja, je wilt weten wat een alfahulp dagelijks doet of een manager binnen een farmaceutisch bedrijf of een… Parkeer niets en beloon de inbreng van elke deelnemer. Wanneer mensen reageren, vraag je meteen door. Zo maak je duidelijk dat je geïnteresseerd bent in hun ervaringen. Wordt het te veel dan kun je altijd nog afremmen.
4. Gebruik flappen
Sheets en een beamer nodigen uit tot passief kijken, flappen nodigen uit om dingen erbij te schrijven in reactie op de groep. Bij flappen is bovendien duidelijk dat je ze speciaal voor deze groep gemaakt hebt. Bij sheets denken de deelnemers al gauw dat je ze uit een vorige presentatie gekopieerd hebt, ook als dat niet zo is.
5. Zet je professionele liefde aan
Noem het zoals je wilt, maar denk: ‘Dit is de leukste groep die ik ooit heb gehad’ of ‘We gaan het samen maken’. Wees als een pater of mater familias en zorg dat alle kindjes je even lief zijn. Ga na of je iedereen een oprecht compliment kunt maken. Weet je uit de intake dat je iemand irritant, lastig of bedreigend vindt? Werk eraan! Probeer juist diegene even te spreken voor de start van een training.
6. Leer de namen zo snel mogelijk
Als je een eerste korte oefening in tweetallen inbouwt, kun je die gebruiken om de namen te leren. Kennen de groepsleden elkaar ook nog niet, dan loont het om de tijd te nemen om samen de namen te leren.
Autoriteit toevoegen
Wanneer je te lang blijft steken in het weggeven van autoriteit raken de deelnemers verveeld. In het eerste half uur kijken ze wat voor vlees ze in de kuip hebben. Is deze trainer voldoende stevig, staat hij voor zijn programma? Geef daarom ook leiding aan de inhoud én het proces van de training.
Ten aanzien van de inhoud laat je de deelnemers merken dat je weet waarover je het hebt. Dat doe je door de theorie uit te leggen, maar bij de nabesprekingen komt het er echt op aan. Zorg dat je altijd iets toe te voegen hebt als deelnemers een casus hebben uitgewerkt, zeker bij de start van een training. Ook als een deelnemer veel feedback krijgt van de anderen heb je nog wat te zeggen, al is het maar een selectie van wat er al is gezegd. En als je praktijkervaringen hebt – vertel erover. Niets mooiers voor je positie dan eigen ervaringen met het thema.
Daarnaast ben je procesbegeleider. Je stelt de procedure vast, geeft aan wanneer het pauze is, leeft de informele regels voor. Wees daarin zo consistent en helder mogelijk. Geef je aan dat je op een bepaalde tijd begint? Doe het dan ook. Wil je niet dat er tussendoor koffie gepakt wordt? Doe dat dan zelf ook niet. Je normen zijn voor een deel ook ongeschreven regels.
1. Wacht totdat iedereen stil is
Begin niet te praten voordat iedereen stil is. Lukt dit niet, ‘dwing’ ze dan. Geroutineerde leraren gebruiken daarvoor de volgende truc: ze gaan staan en beginnen heel zacht te praten. Omdat mensen willen horen wat je te zeggen hebt, gaan ze elkaar tot stilte manen.
2. Laat de eerste zinnen vloeiend uit je mond rollen
Pep jezelf op voor de training: wat wil je brengen, wat heb je te zeggen? Je kunt de aftrap bijvoorbeeld oefenen in de auto op weg naar de training. Net zoals topsporters de wedstrijd visualiseren, stel je voor dat je er al zit, de groep om je heen. Wat zeg je, hoe voel je je?
3. Wees overtuigd van je programma
Breng je programma met overtuiging. Leg helder uit wat je gaat doen en wat de training de deelnemers gaat opleveren. Natuurlijk twijfel je bij het rondje leerwensen of de training al die vragen gaat beantwoorden. Maar als je die onzekerheid teveel laat zien, worden de deelnemers ook onzeker. Een beetje bluffen kan dus handig zijn. Dat geldt trouwens niet als deelnemers vragen hebben die inhoudelijk niet aan bod komen. Daarover kun je het best meteen duidelijk zijn.
4. Zorg dat mensen snel iets leren
Programmeer zo dat de deelnemers voor de middag iets essentieels leren. Hierdoor krijgen ze het gevoel dat ze goed zitten in de training en zitten ze vrolijk en ontspannen aan de lunch.
Ook zo leren trainen?
Leren hoe je een training soepel start? Kom dan naar de tweedaagse training Groepsprocessen voor trainers.
Ha Karin,
Leuk om weer even heel specifiek te horen hoe jij kijkt naar de start van een training. Want die is inderdaad telkens weer een beetje spannend en zet de toon voor de rest van je training. In je filmpje heb je een mooie ‘formule’ voor het afwisselend weggeven en toevoegen van autoriteit. Ik zit altijd te klungelen met het moment van mezelf voorstellen. En ik doe dat doorgaans toch vóór de kennismaking met de groep, omdat ik het anders zo gek vind om de leiding te nemen in die kennismaking: ze weten nog niet eens wie er voor hun neus staat en wat dat (mij) legitimeert… Hoe kijk jij daarnaar?
Ik heb overigens ook wel eens, toen ik het omdraaide, het hele voorstellen per ongeluk overgeslagen, waardoor de groep aan mij vroeg wie ik nou eigenlijk was 😉 Da’s misschien wel op te lossen door aan te kondigen dat ik me als laatste / aan het eind vd kennismaking verder zal voorstellen. Een détail misschien, maar toch: blijf jij dan zitten als jij aan het eind vd kennismaking jezelf voorstelt, of ga je dan weer staan ivm het toevoegen van autoriteit?
(heerlijk om te ‘neuzelen’ over dit soort dingen hè? haha!)
Groet!
Beste Marike,
Die van jezelf vergeten voor te stellen herken ik, dat is me ook wel eens overkomen ;). Mijn onderlinge gedachte is dan ‘Alle deelnemers gehoord, hèhè, dan kunnen we nu lekker met het programma beginnen!’ (want laten we wel wezen, dat vinden we toch het leukste!)
Je stelt twee vragen: ‘moet ik me toch niet eerst zelf voorstellen’ en ‘blijf je zitten of ga je staan als je jezelf voorstelt’.
Beide vragen hebben te maken met hoeveel autoriteit je hebt in de ogen van de deelnemers en waar je jezelf het prettigst bij voelt. Ik heb zelf de neiging om te veel autoriteit te pakken (altijd nog wel iets willen toevoegen, scherp op de inhoud etc) dus voor mij is het belangrijk om eerst de deelnemers aan het woord te laten en te blijven zitten als ik mezelf voorstel.
Als je de neiging hebt om juist meer weg te geven (van nature meer luisteren dan zenden, ruimte laten in adviezen, deelnemers altijd uit laten praten etc), dan kan het handig zijn om bij de start al meer autoriteit te pakken, en dus wel eerst jezelf voor te stellen en gaan staan als je jezelf voorstelt.
Als je jezelf voorstelt nadat de deelnemers zich hebben voorgesteld en je gaat dan staan, moet je dat wel aannemelijk maken door bijvoorbeeld iets op een flap te hebben staan en dat toe te lichten. Anders komt het raar over. (‘Zo, en dan nu De Trainer!’)
Kan je hier wat mee?
Hartelijke groet,
Karin
Hoi Karin,
Dank je, daar kan ik zeker wat mee. Ik geloof dat ik de volgende keer dan toch maar weer als laatste ga en er dan ook bij blijf zitten.
Groeten van De Trainer 😉
Ha Karin, dank voor je heldere video-boodschap! Ga het morgen gelijk weer toepassen! En je tekeningen worden steeds mooier, haha
Ha Hans, dank je wel!
hoi Karin,
Leuk filmpje. Over voorstellen gesproken. De wijze waarop hangt samen met het type programma. Vaak stel ik me helemaal niet voor vanuit de gedachte dat mensen vooral merken wie ik ben door wat ik doe. En bij een geheel onbekend team waar gedoe is in het team en ik gevraagd ben om aan teambegeleiding te doen laat ik deelnemers bij aanvang roepen welke beelden zij over mij hebben, om me aan de hand daarvan te introduceren. Ik vraag hen zich kwetsbaar t.o.v. elkaar op te stellen, dat kan alleen als ik dat zelf ook doe.
Heb ’t goed,
Bert
Beste Bert,
dat is ook een leuke vorm!
Als ik me helemaal niet voorstel merk ik dat sommige mensen daar dan toch vragen over hebben. Precies zoals je zegt: zij stellen zich kwetsbaar op (want voorstellen is toch altijd spannend voor mensen) en vervolgens willen ze ook iets van jou weten.
Hartelijke groet,
Karin
Goed om het allemaal weer even op een rijtje te zien en dan ook nog multimediaal. Zelf ben ik meer van de letters, maar toch ook leuk om de video te bekijken. En de tekeningen 🙂
Ik heb ook een vraag over de kennismaking, en die heeft betrekking op het vragen naar “wat vind je lastig” of “wat wil je leren”. Bij korte workshops (workshops van één dagdeel aan deelnemers die ik niet ken en die elkaar soms wel soms niet kennen), doe ik dat tegenwoordig niet meer, omdat het al snel teveel tijd neemt én ik het gevoel heb dat ik er niet meer zoveel mee kan, met die informatie. Ik vraag wel tijdens de introductie naar voorbeelden uit de eigen praktijk en of ze de thematiek van de workshop herkennen, maar niet naar persoonlijke leervragen tijdens de kennismaking. Maar misschien is het beter om dat toch te doen? Heb je tips om het superkort te houden?
Evelyn
Beste Evelyn,
Helemaal mee eens, bij een korte workshop doe ik ook geen voorstelrondjes meer. Wat ik wel wil is een gevoel voor de ‘pijn’ in de groep, dus ik vraag of de lastige situaties herkenbaar zijn. Als een paar mensen reageren en de rest knikt, heb je contact met de hele groep en is het niet nodig om iedereen apart aan het woord te laten.
Groetjes,
Karin