Hoe kan het toch dat sommige trainingen finaal langs je af glijden? De trainer is vast heel deskundig, maar toch lijkt alles uit een boekje te komen. Terwijl andere trainingen je echt raken!Wat de trainer zegt, is precies wat je zoekt. De oefeningen boeien je en je leert voortdurend. Misschien wel dezelfde theorieën uit het boekje van de eerste trainer, maar het lijkt van binnenuit te komen.
Echt binnenkomen als trainer
Dat effect willen we allemaal graag bereiken als trainer. Dat is de kunst van het trainen: je doel helder hebben en tegelijkertijd zo dicht bij je groep zijn dat het voor de deelnemers lijkt alsof je elke keer precies dát antwoord geeft dat ze nodig hebben. Dié oefening doet waar ze op zaten te wachten.
1. Start alleen met de theorie als je al goed contact hebt
De deelnemers weten en jij weet dat dit is wat ze nu willen horen. Start anders altijd met discussie of een case, zodat je eerst op tafel krijgt welke situaties lastig zijn. Dan kan je met je theorie gericht aansluiten en ervaren ze het veel eerder als iets wat ze echt nodig hebben. Doe je dit niet, dan glijdt de theorie vaak langs ze af.
2. Zet je theorie op flappen, weg met de PowerPoint
Om 2 redenen. Allereerst heeft PowerPoint een verlammend effect op de groep. Het komt letterlijk van veraf en zet mensen meteen in de ‘ik-luister-wel-stand’. Als je je verhaal op flap-over zet kan je gaandeweg nog aanvullen en ben je veel dichterbij. Dat lokt discussie uit en dat is nodig om echt binnen te komen.
Een tweede reden: als je aan het begin van de training flappen schrijft, neem je de hele inhoud nog eens door. Dat is fijn, want dan ben je gefocust op je kernboodschappen. Hoe helderder je die hebt, hoe makkelijker je in kan gaan op vragen. PowerPoint leent zich er bij uitstek voor om vluchtig door te lezen en te denken dat je het wel ‘hebt’. Om jezelf de dag erop af te vragen wat je ook alweer precies wilde vertellen bij elke bullet.
3. Bedenk bij elk onderdeel: ‘what’s in it for them?
Wat maakt dat jouw onderdeel interessant en nodig is voor de groep? In welke situaties uit hun praktijk kunnen ze dit gebruiken en waarom? Als je elk onderdeel hiermee begint, trek je de juiste laatjes open in hun hoofd. ‘Oh, gaat het daarover. Ja, dát herken ik wel!’
Wees zo specifiek mogelijk en vermijd algemeenheden. Bijvoorbeeld: ‘Ken je de situatie dat er een klant aan de balie staat die klaagt omdat zijn telefoon het alwéér niet doet? Je zou hem best willen helpen, maar helaas moet hij daarvoor bij de servicelijn zijn. Je probeert hem dat te vertellen, maar hij wordt bozer en bozer.’ Zo begin heeft veel meer impact dan wanneer je zegt: ‘Vandaag gaan we het hebben over omgaan met agressieve klanten.’
4. Programmeer niet logisch maar psychologisch
Als je je verdiept in de praktijk van je deelnemers weet je waarvan zij het meeste last hebben. Daarmee weet je ook aan welk onderdeel ze voor hun gevoel het meeste zullen hebben. Start daarmee – ook als dat niet logisch is.
Stel dat je het wilt hebben over het slecht nieuwsgesprek. Dan is het logisch om te beginnen met de start of misschien zelfs wel met de voorbereiding van een slecht nieuwsgesprek. Maar je kunt ook beginnen om te oefenen hoe je omgaat met extreme reacties. Want dat vinden mensen vaak het engste. Doe je daarna de start en de voorbereiding.
5. Werk met eigen cases van de deelnemers
‘Ik werk liever met voorbeeldcases dan dat ik deelnemer een eigen case laat noemen. Vaak klopt hij net niet bij wat ik wil overbrengen en je hebt ook kans dat mensen te emotioneel worden’. Zonde, want het is zoveel indringender als je deelnemers laat werken met eigen cases, zowel voor henzelf als voor de rest van de groep. Uiteindelijk gaat het toch ook om hun praktijk? Als je van te voren goed bedenkt wat situaties zijn waarvoor jouw lessen helpen (en dat heb je bij punt 3 gedaan) kun je ook aangeven wat voor soort cases geschikt zijn om mee te oefenen.
Ook zo leren trainen?
Wil je ook zo leren trainen? Volg de opleiding train de trainer. Of lees eerst het boek Trainingen ontwerpen.