‘Ik durf geen nee te zeggen.’
‘Als ik moet presenteren voor een grote groep voel ik me onzeker.’
‘Ik ga die klant toch niet aanspreken? Die wil gewoon even rondkijken.’
Zomaar wat voorbeelden van deelnemers. Die komen naar een training om te leren hoe ze anders kunnen omgaan met situaties op hun werk of in hun privé leven. Daarbij gaat het zelden alleen om vaardigheden, maar ook om durven en je beter voelen bij het nieuwe gedrag. Hoe help je deelnemers daarbij het best? Train je op vaardigheden en verandert de binnenkant dan vanzelf mee? Of ga je in op de binnenkant en verandert het gedrag dan vanzelf mee?
Dit is een discussie die al lang speelt in ons vakgebied en waarbij partijen soms recht tegenover elkaar staan. De één vindt van binnen naar buiten trainen het best, de ander van buiten naar binnen trainen. Maar wie heeft er gelijk? Met persoonlijke ervaringen en verhalen komen we niet verder, want die zullen altijd gekleurd zijn. Wat wel kan helpen, is wetenschappelijk onderzoek waarin beide aanpakken onafhankelijk worden getoetst.
Een mooi voorbeeld is het onderzoek waarop Henk van der Molen in 1985 cum laude promoveerde. Dat was het begin van een fantastische carrière waarin hij uitgroeide tot één van de toonaangevende psychologen in Nederland. In dit blog beschrijf ik de inhoud van het proefschrift waarmee het allemaal begon. Het heet ‘Hulp als onderwijs – effecten van cursussen voor verlegen mensen’.
Trainingsaanpakken vergelijken
In zijn onderzoek vergelijkt Van der Molen twee aanpakken voor een training met elkaar. De ene werkt van buiten naar binnen, de ander van binnen naar buiten. Beide trainingen gaan over hetzelfde onderwerp: helpen bij verlegenheid. Dat is een mooie keuze, want verlegenheid is een complex probleem dat te maken heeft met gedrag, vaardigheden, gedachten en gevoelens. Doordat er zoveel kanten aan kleven, leent het zich dus goed voor trainingen vanuit beide insteken.
De trainingen die Van der Molen wil onderzoeken, zijn allebei bedoeld om verlegen mensen te leren hoe je beter omgaat met sociale situaties. Dat betekent dat de dat de deelnemers na beide trainingen:
- minder spanning in sociale situaties voelen. Ze hebben meer zelfvertrouwen en hebben minder last van lichamelijke spanningsverschijnselen (blozen, zweten, trillen).
- minder verlegen gedrag in sociale situaties laten zien. Ze breiden hun sociale vaardigheden uit en nemen deel aan meer sociale activiteiten dan voor de training.
- meer over verlegenheid weten en over manieren om het probleem aan te pakken. Ze hebben minder irrationele gedachtes over zichzelf.
Om deze doelen te bereiken, ontwerpt Van der Molen twee trainingen. Allebei zijn opgezet vanuit een wetenschappelijke theorie: de een vanuit de sociaal-cognitieve theorie, de andere vanuit de Gestalttheorie. Hieronder beschrijf ik kort de achtergrond en opzet van deze trainingen.
Training A: vaardigheden trainen met de sociaal-cognitieve theorie
Training A is gebaseerd op de sociaal-cognitieve theorie. Volgens deze theorie ontstaat verlegenheid doordat mensen sociale vaardigheden missen. Ze praten bijvoorbeeld zacht of brengen in een vergadering hun standpunt onhandig in. Het gevolg is dat hun gesprekspartner negatief reageert. Door die faalervaring gaat de spreker denken dat hij ook niet goed is in vergaderen en is hij een volgende keer van te voren al zenuwachtig. Daardoor brengt hij zijn standpunt nog onhandiger naar voren, krijgt hij weer een faalervaring enzovoort.
Volgens de sociaal-cognitieve theorie kun je deze faalspiraal doorbreken door mensen vaardigheden te leren. Laat ze zien hoe andere, sociaal-vaardige mensen optreden in gezelschap, geef ze heldere uitleg en laat ze oefenen. Geef ze concrete opdrachten mee om de nieuwe vaardigheid toe te passen in de praktijk en kom erop terug. Op die manier ervaren de deelnemers successen. Daardoor gaan ze positiever denken over zichzelf en zijn ze minder gespannen als ze in sociale situaties komen.
In training A leren de deelnemers daarom elke bijeenkomst een of meer specifieke vaardigheden, zoals vragen stellen, een verzoek doen of reageren op kritiek. Elke bijeenkomst heeft dezelfde opzet.
- De trainers geven eerst de functie aan van de te leren vaardigheid.
- Daarna bekijkt de groep een video met een fout voorbeeld en een goed voorbeeld.
- Vervolgens legt de trainer de belangrijkste leerpunten uit.
- En daarna gaan de deelnemers oefenen in korte rollenspellen van 5 minuten. Ze krijgen feedback. Er is geen herkansing.
- Na de bijeenkomst is er een praktijkopdracht om het geleerde toe te passen.
Training B: zelfinzicht vergroten met de Gestalttherapie
Training B is gebaseerd op de Gestalttherapie. Volgens deze theorie ontstaat verlegenheid doordat mensen geen of een misvormde toegang hebben tot hun behoeftes. Bij verlegenheid gaat het vooral om de behoefte aan sociaal contact. Verlegen mensen kunnen die behoefte op meerdere manieren miskennen en zullen daardoor hun omgang met anderen beperken. Het gevolg is dat hun behoefte aan sociaal contact continu onbevredigd blijft. Dit patroon kun je doorbreken door mensen meer inzicht te geven in hun eigen mechanismes. Zelfinzicht leidt dan tot ander gedrag.
De aanpak van training B is minder gestructureerd dan die van training A. De trainers werken veel in het hier-en-nu. Ze gaan in op de ervaringen van een persoon en verbinden die vervolgens aan de groep. Het proces in de groep zelf wordt ook gebruikt als leermiddel. Elke bijeenkomst staat er een thema centraal zoals zelfvertrouwen, zelfbeeld, lichaamshouding, script. Deze training is veel gevarieerder in werkvormen. Om een beeld te geven:
- Een opdracht uit de bijeenkomst over zelfbeeld en zelfwaardering: schrijf vijf positieve eigenschappen op een papiertje. Vorm tweetallen. Wissel papieren uit. A waardeert B met de door B opgeschreven positieve eigenschappen en omgekeerd.
- Een oefening in de bijeenkomst over zelfvertrouwen. De deelnemers krijgen de opdracht om een stuk papier met een kleurpotlood in tweetallen in te vullen. Het doel is dat ze zich bewust worden hoeveel ruimte ze ten opzichte van de ander innemen.
- Eén deelnemer wordt uitgenodigd om een verlegen makende situatie te noemen en daar onder begeleiding aan te werken. Bijvoorbeeld zomaar een praatje beginnen. De vraag is: wat zou je in deze situatie willen? Afhankelijk van de ingebrachte situatie wordt een rollenspel gekozen, bijvoorbeeld monodrama. Na het rollenspel wordt de bespreking weer op groepsniveau gebracht. Vragen zijn: wat hebben jullie gezien, hoe is het met jullie vertrouwen, hoe is het om in deze groep te zitten? De trainers stellen zich non-directief op om het initiatief uit de groep te laten komen.
- Huiswerk: opdracht om na te denken over ‘hoe je anderen ziet’ en ‘hoe je gezien wordt’ in verband met het thema ‘sociale waarneming’.
Samengevat zien de verschillen tussen training A en training B er als volgt uit.
Daarnaast kennen de twee trainingen ook veel overeenkomsten. Beide bestaan uit dertien sessies van 2,5 uur en worden begeleid door twee trainers. Elke groep begint met een kennismaking; halverwege en aan het eind is er een evaluatie. Beide groepen krijgen ook ontspanningsoefeningen, al is de duur verschillend: bij training A een halve bijeenkomst, bij training B anderhalve bijeenkomst. Bovendien gaan de deelnemers in beide trainingen aan de slag met oefeningen en krijgen ze na afloop van elke sessie huiswerkopdrachten mee.
Hoe is het onderzoek opgezet?
Om te onderzoeken of de deelnemers na de training inderdaad minder verlegen zijn dan daarvoor, meet Van der Molen op drie momenten: voor de training, een tot twee weken na de training en drie maanden na de training. Voor die metingen gebruikt hij zes instrumenten die de beleving, gedrag en kennis meten.
Beleving
1. Hoe voel je je in de twee meest verlegen makende situaties? De deelnemers stellen zich twee situaties voor waarin ze zich het meest verlegen voelen. Op een lijst van twaalf positieve en twaalf negatieve gevoelens geven ze aan welke gevoelens ze ervaren.
2. Hoe voel je je in het algemeen? Deelnemers scoren zichzelf op dezelfde lijst maar nu hoe ze zich in het algemeen voelen.
3. Hoeveel spanning ervaar je in sociale situaties? Deelnemers scoren op een vijfpuntschaal hoeveel spanning ze ervaren in 50 situaties.
Gedrag
4. Hoe vaak begeef je je in sociale situaties? Deelnemers vullen een vragenlijst in en scoren hoe vaak ze in verschillende situaties komen.
5. Welke sociale vaardigheden heb je? Deelnemers doen mee aan een rollenspel. Ze voeren een gesprek met iemand die ze niet kennen en die een verzoek doet. De situatie is elk testmoment anders, zodat er geen gewenning optreedt.
Kennis
6. Wat weet je over verlegenheid? De deelnemers krijgen een kennistoets. Die verschilt per training, omdat de inhoud van de trainingen verschillend is.
Van der Molen stelt voor elke meting ook een grenswaarde vast. Door voor elke deelnemer te bekijken hoe vaak die boven de grenswaarde scoort, bepaalt hij of de deelnemer nog verlegen is of niet meer. Hij legt de grens bij 4: als de deelnemer bij 4 of meer meetresultaten niet meer verlegen scoort, heet hij niet langer verlegen te zijn.
Voor de training zijn vrijwel alle deelnemers verlegen: er zitten in beide groepen maar 5% deelnemers in het groene gebied. In groep A zijn de deelnemers wat meer verlegen dan in groep B.
Wat denk je dat zal gebeuren?
Een leuk aspect van dit onderzoek is dat Van der Molen niet alleen de discussie met wetenschappers zoekt, maar ook met ‘gewone’ mensen. Daarom schrijft hij tijdens onderzoek verschillende groepen aan: wetenschappers die fan zijn van aanpak A (vaardigheden), wetenschappers die fan zijn van aanpak B (zelfinzicht), hoger opgeleiden die iets weten van statistiek en journalisten.
Hij stuur al deze groepen een uitgebreid overzicht van zijn onderzoek en stelt ze dan de volgende vraag. We weten dat 95% van de deelnemers aan training A en B in het rood scoren en verlegen zijn. Wat denk je dat met hen gaat gebeuren? Hoeveel procent van de deelnemers die nu nog in het rood scoren, zal volgens jou drie maanden na de training in het groen scoren?
In de grafiek hieronder zie je wat de verschillende groepen antwoorden. Je ziet dat de fans van training A en B het meeste effect verwachten van hun ‘eigen’ training. De leken zijn wat minder optimistisch over het effect en verwachten het meest van training A. De journalisten zijn het meest kritisch en verwachten weinig verschil.
Welk resultaat verwacht jij?
Wil je jezelf verrassen of juist laten bevestigen? Laat ons in de reacties hieronder weten welk resultaat jij verwacht voor training A (vaardigheden) en training B (zelfinzicht), bijvoorbeeld op de volgende manier:
Training A ..%
Training B ..%
In het volgende blog delen we de resultaten van het onderzoek!
Oei, ik zou zelf een combi van beide inzetten als trainer. Maar dat is je vraag niet en is vast ook niet meegenomen in dit onderzoek. Ik ga dan toch voor B hoewel ik er van overtuigd ben dat zonder de combi met A het minder zin heeft. En ik denk dat er uiteindelijk niet veel verschil zit tussen resultaat A en B. Ben benieuwd!
Ik verwacht training B. Ben heel benieuwd!
Erg leuk onderwerp om zo te brengen Karin.
Gevoelsmatig zou ik zeggen dat het creëren van zelfinzicht hogere resultaten scoort. Dit is ook een manier die ik veel hanteer. Maar ik denk eerlijk gezegd dat beide wegen hetzelfde resultaat zou kunnen bevatten of misschien hoop ik dat enkel. Wellicht zit er een staartje aan doe mbt de uiteindelijke verankering van het geleerde te maken heeft. En kan het resultaat op de lange termijn bij de A-training makkelijker kan wegzakken. Maar als er gedegen geoefend wordt zal de kracht van de herhaling bij beiden een gewenst resultaat opleveren.
Ben in ieder geval reuze-benieuwd naar de onderzoeksresultaten.
Ik denk dat training A het meest effectief is.
Ik verwacht voor beide trainingen een uitkomst tussen de 40 tot 50%, waarbij A iets hoger zal scoren dan B, maar ook weer niet een heel groot verschil: eigenlijk een beetje wat de ‘leken’ verwachten
Zelf denk ik dat A het meeste resultaat heeft. Vanuit Bateson’s theorie begrijp ik dat als je de structuur om iemand heen aanpast (je moet in situaties komen) je ander gedrag moet/gaat laten zien. Hierdoor ga je de vaardigheden gaat ontwikkelen.
(bijvoorbeeld: Angst/ spanning om Engels te praten: Zet iemand in Engeland neer (structuur aangepast). Je moet ander gedrag laten zien (Met Nederlands spreken red je je niet) Doordat je veel meer Engels gaat spreken worden je vaardigheden beter. EN als je vaardigheden beter worden, neemt de angst om Engels te gebruiken af.
Ik denk dat B net iets hoger scoort.
Ik denk dat beide trainingen het meeste opleveren voor degenen die er vooraf de hoogste verwachtingen van hadden, A voor de A-fans in training A en B voor de B-fans in training B
Interessant en een hele moeilijke vraag Karin. Mijn voorkeur gaat uit naar A, omdat ik denk dat iemand kan veranderen in gedrag als hij ook de praktische handvatten heeft. Daarnaast zou ik willen werken aan een stukje bewustwording van de eigen gedachten en hoe je dit proces kan beïnvloeden. Toch denk ik dat er zonder A geen concreet resultaat kan komen. Dat het bij ‘weten’ blijft, zonder te durven doen.
Ik ben heel benieuwd naar de resultaten.
Interessant onderzoek op diverse aspecten van verlegenheid. Net zoals Stephanie zet ik in op beide. Ik ben nu geneigd mijn ’trainers-overtuigingen’ hier te manifesteren, daar stop ik nu mee. Ik verwacht dat A meer resultaat heeft en mensen minder verlegen maakt. Ik ben benieuwd naar de rationale, uit dit onderzoek, en voor nu alvast: dankjewel voor de uiteenzetting.
Training A. Zelfinzicht is een stuk van de puzzel, maar daarmee heb je geen vaardigheden ontwikkeld om het anders te doen. Bij training A krijg je vaardigheden aangereikt die je toe kunt passen, waar je succes mee kunt ervaren, wat je zelfvertrouwen weer vergroot.
Ik denk training A. Zelfinzicht (zeer waardevol!) geeft nog geen vaardigheden. Door te doen en een positieve respons te krijgen groeit zelfvertrouwen. Vaardigheden moeten echter wel onderhouden worden, anders zakken ze weg. Wat dat betreft is de ingang via zelfinzicht wel grondiger vind ik en kan de intrinsieke motivatie blijvend zijn.
Training B, omdat hier ook veel gedrag in zit dat verlegenheid uitdaagt. Iets doen met een vreemde, praten over persoonlijke zaken, elkaar complimentjes geven, iets plenair delen etc. In B oefenen de deelnemers óók vaardigheden, onder de dekmantel van zelfonderzoek.
Jaren terug zou ik A zeggen en nu zeg ik B. Je kunt vaardigheden aanleren maar deelnemers moeten er ook echt in geloven en ervaren dat ze invloed hebben op hun emoties. Ik ben wel heel benieuwd
Leuke en interessante teaser, Karin! Ik ben heel benieuwd waar dit uiteindelijk op uit gaat draaien… 😃
En uiteraard laat ik me ook graag verrassen, al ben ik door alle onderzoeksvragen even kwijt wat nu precies jouw vraag aan ons is:
1. Hoe help je deelnemers het best als ze naar een training komen om te leren hoe ze anders/beter kunnen omgaan met situaties op hun werk of in hun privé leven?
Of:
2. Welke trainingsmethode werkt nu het beste als je een groep verlegen mensen traint om te komen tot blijvend ander gedrag?
Dat maakt nogal wat verschil voor de kleur van mijn antwoord, want ik ben het helemaal met je eens dat het niet zo zwart/wit is als sommige trainers het graag willen maken.
3. En als je dan vervolgens aan de binnenkant helpt, verandert de buitenkant dan vanzelf mee?
4. Of andersom? 🤔
Zonder de uitkomsten van dit specifieke onderzoek te kennen is het mijn inschatting dat het in de praktijk altijd een mix zal zijn van werken aan de binnen- en de buitenkant, maar ik vermoed dat de meeste verlegen mensen veel baat zullen hebben bij het (durven) oefenen van nieuwe vaardigheden en zo zelf te ontdekken en aan eigen lijve(n) te ervaren dat ander gedrag hen in de praktijk blijvend verder kan helpen.
Tenzij je als deelnemer (of trainer) blijft volharden in je eigen opvattingen en overtuiging, want dan wordt het natuurlijk weer een heel ander verhaal:
1. Stel je tijdens je training de mens centraal?
Of:
2. Stel je als trainer de trainingsmethode centraal?
3. En als je jouw trainingsmethode centraal stelt, verandert de deelnemer dan vanzelf mee?
4. Of pas je als trainer je methode aan afhankelijk van je specifieke doelgroep en hun individuele leervragen?
En ook al was dat misschien niet je vraag, eigenwijs als ik ben, kies ik voorlopig nog steeds voor optie 4 en blijf ondertussen graag openstaan voor nieuwe inzichten die het tegendeel bewijzen! 😊
Vriendelijke groet,
Olchert
Ik blijf bij mijn standpunt dat een mix zorgt voor een maximaal resultaat en verbinding tussen binnen en buitenkant.
Als er alleen gekozen mag worden tussen A&B verwacht ik dat B het hoogste scoort.
Tegelijkertijd vind ik zelf het een gemis als er geen concrete vaardigheden geleerd worden. Daar zit het daadwerkelijke anders DOEN.
Ik ben benieuwd naar de uitkomst 🔆
Ik denk toch B. Super interessant dit! Ben benieuwd naar het resultaat.
Vanuit mijn ‘ACT-bril’ zijn gedachten niet te sturen en zijn problemen dus niet binnen het denken op te lossen. Gedachten zijn immers ongrijpbaar, niet te herkennen en niet te definiëren. Ons verstand is handig als het om praktische en rationele zaken gaat. Maar psychologische processen (angst, verlegen) laten zich nu eenmaal niet controleren. Het is vooral zaak om afstand van je gedachten te nemen (ze ruimte te geven) en in tussentijd je vaardigheden verbeteren. Training A zal het betere resultaat opleveren.
Oooeee…. lastig.
Om te beginnen: wat tof (wetenschappelijk!!) opgezet en goed uitgewerkt zo! Helder.
Ik vermoed uiteindelijk dat een mix van beide het grootste effect oplevert, maar het meeste op zichzelfstaande (positieve) effect verwacht ik door van “binnen naar buiten” te trainen.
Door te beginnen met en meer aandacht voor ‘werken aan de binnenkant’. Het (eventueel nog moeten) aanleren van vaardigheden volgt dan hierop.
Mijn gevoel zegt optie B en is denk ik ook op de lange termijn effectiever.
Ik verwacht meer succes van training A, met als uitgangspunt dat gedrag (en succeservaring) gevoel bepaalt.
Ik vermoed training A. Ben benieuwd!
Net als Stephanie zou ik zelf een combinatie van A en B inzetten. Als ik voor één van de opties moet kiezen, verwacht ik dat B het beste resultaat geeft, met name omdat je zegt dat bij training A er na de feedback geen kans is om de oefening nog een keer te doen en volgens mij is dat essentieel om een vaardigheid te laten beklijven.
Weten is nog geen doen. (ook de titel van een mooi onderzoek van het WRR) Maar m.i is dat het antwoord en ga ik voor A. De kans dat je echt ander gedrag gaat vertonen, na de training acht ik groter door de deelnemer de vaardigheid te laten doen. En mocht het mis gaan en er is geen herkansing, dan weet je het wel…
Voor mijn gevoel gaat training A het beste resultaat geven. Echt zelf aan de slag gaan, doen en vaardigheden leren in een ‘beschermde’ omgeving. Ook wel gestuurd, begeleid en gecoached worden natuurlijk. Tot je het kan.
Er over nadenken doen die mensen waarschijnlijk al veel langer. Ik zie niet in hoe dat gaat helpen. Ze weten dan wellicht hoe het moet of kan. Maar hoe doen ze dat dan als het nodig is? Ik mis bij B echt de transfer naar de praktijk.
Ik zie ze al zitten, helemaal zenuwachtig, dichtgeslagen en denkend… maar ik weet het toch? Waarom lukt het nu niet?
Methode A geeft hen een arsenaal aan wapens die ze een voor een kunnen aanwenden . Wapen 1 lukt niet, geen paniek. Ik ken er nog…
‘K Zou echt flabbergasted zijn als het B is.
Ooit heb ik een groep verlegen mensen begeleid met uitsluitend praktische oefeningen. Dat had ook met die groep te maken; die wilden liever niet met ‘zweverig naar binnen kijken’ bezig zijn, terwijl ikzelf daar best voor voelde.
De resultaten waren gemiddeld tot goed. Met de meeste mensen ging het na verloop van tijd beter, waarbij ik ook denk dat het informele lotgenotencontact daaraan bijdroeg.
Als ik naar de onderzoeksopzet kijk schat ik in dat ze beiden voor ongeveer de helft van de groep effectief zullen zijn, waarbij A iets beter zal scoren dan B. Een beetje zoals de fans van training A aangeven.
Nog twee opmerkingen…
Er zal ongetwijfeld in beide benaderingen een placebo-effect meespelen. Eindelijk de stap te zetten ‘er iets aan te doen’ en dan ook aan de gang gaan kan al helpen.
En ik wil toch mijn eigen wens toevoegen: een benadering waarbij met B begonnen wordt om de innerlijke houding te verbeteren, waarna A wordt ingezet om er daadwerkelijk praktisch mee te oefenen. Ik fantaseer dat dat het beste resultaat geeft.
Wat super gaaf opgezet zo en reuze benieuwd naar de uitkomst.
Het mooiste vind ik om te beginnen vanuit training B en dan overgaan op training A. Dit is wat ik in bepaalde training ook ben gaan doen om het mooiste resultaat te behalen voor de deelnemers.
Omdat ik het idee heb dat we een keuze moeten maken, zeg ik training b, want daar ligt de basis.
Krijgen wij de uitslag vanuit jullie per mail toegestuurd? Ik kijk er enorm naar uit.
Gevoelsmatig en vanuit ervaring zou ik naar A neigen en weet dat er meer factoren meespelen: o.a. cultuur, gender, veiligheid en vertrouwen…..
Erg benieuwd naar het onderzoek!
Ik verwacht Training A
Waarmee niet gezegd is dat de binnenkant buiten beschouwing moet blijven.
Door succes ervaring komt proces op gang in je brein. (Even kort door de bocht …. zoals je ook je stemming positief beïnvloedt als je glimlacht 🙂
Kijkende naar de samenleving, zou naar mijn mening training A het meeste resultaat moeten opleveren. Of dit ook uit het onderzoek naar voren komt, vraag ik me af.
Actie leidt tot inzicht denk ik, dus A heeft volgens mij de meeste kans van slagen.
Beste mensen
Dank voor jullie reacties. Ik vind het fantastisch dat jullie je gutt feeling willen delen en bereid zijn je te laten verrassen door de uitkomsten. Ik vind het nog altijd jammer dat ik destijds dit onderzoek in één adem heb uitgelezen en niet eerst heb verwoord wat ik ervan verwachtte.
Mag ik nog één vervolgvraag stellen? Veel van jullie spreken voor voorkeur uit voor A, B of beide. De vraag die er nog bij hoort is inschatten hoe groot het resultaat zal zijn. Hoeveel procent van de verlegen mensen zal na 3 maanden niet meer verlegen scoren? In de poll die de onderzoekers vooraf hebben uitgezet onder verschillende partijen zie je dat die verwachting uiteenloopt van minder dan 30 % voor training A door de journalisten tot bijna 70% voor de fans van training B. Dat maakt nogal wat uit!
Dus als je wilt, geef dan ook een inschatting wat je hiervan verwacht:
Hoeveel procent is niet meer verlegen na de training:
– Deelnemers training A: … %
– Deelnemers training B: … %
Moeilijk hoor. Dat er geen herkansing in training A zit maakt de effectiviteit een stuk lager. Want zonder herkansing is het maar afwachten of de deelnemers de feedback goed hebben begrepen en er ook echt iets mee kunnen.
Wat wel voor A spreekt is dat er bij de inschrijving een filter is. Wie de vaardigheden al heeft, schrijft zich niet zo gauw in voor een training. Dus: starten met vaardigheden.
De opzet van B is minder gestructureerd en daarmee sterker afhankelijk van de (therapeutische) kwaliteiten van de trainer. Daarom is de uitkomst onzekerder en dat zie je terug in de onzekerheidsmarge van mijn inschatting.
Dan is hier mijn inschatting:
– Deelnemers training A: 45 % +/- 10%
– Deelnemers training B: 35 % +/- 20%
Hoi Karin,
Interessant stuk! Ik denk dat de trainingen verschillend effect op de verschillende uitkomstmaten zullen hebben: training B zal meer op ‘beleving’ doen en training A op ‘gedrag’. En je kunt natuurlijk ander gedrag laten zien, ondanks dat je nog steeds spanning voelt. Die lijn volgend denk ik dat training A beter resultaat oplevert dan training B. En om proberen in te schatten effectief de trainingen zijn (ik vermoed dat dit om de korte termijn gaat?):
– Deelnemers training A: 60% is minder verlegen
– Deelnemers training B: 40% minder verlegen
Hoe dan ook: elke verbetering is indrukwekkend bij zo’n langdurig en hardnekkig issue als verlegenheid! Ik ben benieuwd naar de uitkomsten!
Vriendelijke groet, Laura
Training A levert uiteindelijk meer op, lijkt mij. Fake it ’till you make it. Wellicht wat bewustwordingsoefeningen als tussenoefeningen.
Hoi Karin,
Volgens mij spelen er meerdere dingen in wat uiteindelijk werkt:
De verwachtingen van de deelnemers – hun vertrouwen in de deskundigheid & geloofwaardigheid vd trainers – het effect vh oefenen in de bijeenkomst zelf (werkt het dan is de kans ook groter dat mensen het in de praktijk gaan doen) – de leerstijl vd deelnemers en nog wel wat dingen.
Het zou dus kunnen dat goed uitgevoerd, beide programma’s even succesvol zijn en dat je nog meer rendement zou halen als je een mix vd programma’s zou aanbieden omdat je dan meer deelnemers in de groep bereikt.
Met hartelijke groet,
Wilga
Training A 80 %
Training B 20%
Als verlegen en introverte trainer heb ik het meeste geleerd van vaardigheden. Het onthullen van eigen emoties levert mij veel in het contact op. Alleen meer zelfinzichten brengt mij niet tot meer doen!
Training A is veruit het meest effectief, ik schat een factor 2. Dus 70% vs 35%. Waarbij een groot deel van het effect van B moet toegeschreven worden aan Hawthorne-effect: als je ergens aandacht aan geeft, krijg je sowieso effect.
Het uitgangspunt van A is het missen van sociale vaardigheden (sociaal cognitieve theorie). Het is naar mijn idee de vraag of mensen de bedoelde vaardigheden echt missen. Verlegenheid is immers situatie afhankelijk. Stel je durft en kunt gerust een presentatie geven aan collega’s maar als de directeur aanwezig is sla je dicht. Het lijkt mij dan interessanter om te onderzoeken waarom dit gebeurt in de directeurs aanwezigheid dan om te leren dat ik bijvoorbeeld harder moet praten.
In de training wordt er geoefend na het zien van twee voorbeelden zonder dat er sprake is van een herkansing. Dit lijkt mij niet bepaald gunstig. Als de deelnemer er niet in slaagt het goed te doen zal dat ten koste gaan van het vertrouwen dat weer nodig is voor de praktijkopdracht. Gevolg, die wordt niet gedaan. “Nee sorry, ik heb deze week eigenlijk geen situaties mee gemaakt waarbij ik moest communiceren” 🙂
De opzet van training B houdt rekening met de persoonlijk ingebrachte situaties en daar wordt vervolgens mee geoefend. Probleem hier is dat slechts één deelnemer uitgenodigd wordt om een situatie in te brengen en ermee te oefenen. Het groepsproces inbrengen als leermiddel zou hier wel eens positief kunnen werken. Denk dat het vergroten van zelfinzicht de motivatie bevordert om te werken aan vaardigheden.
Beide trainingen zijn niet of onvoldoende effectief doordat de opzet niet ideaal is. (geen herkansing in opzet A en beperkte mogelijkheid tot oefenen in opzet B)
benieuwd naar de uitkomst van het onderzoek.
Ik ga voor training A.
Uit onderzoek blijkt dat cliënten het grootste positieve effect ervaren (los van de soort therapie) als ze zich door oprechte belangstelling van een psycholoog gezien en gehoord voelen. Dit gegeven is me als student psychologie altijd bijgebleven.
Tegenwoordig ben ik werkzaam als communicatiepsycholoog en is mijn uitgangspunt dat kennis zijn echte waarde krijgt als het praktisch wordt toegepast. Door iets aan de lijve te ondervinden wordt de gewenste kennis het best geïntegreerd. Ik heb goede ervaringen met het ‘liefdevol in het diepe gooien. Waarbij de variabelen vertrouwen veiligheid ongetwijfeld doorslaggevend zijn.
Training A: 80%
Training B: 20%
Wishful thinking speelt hierbij een rol. Mochten de uitslagen andersom zijn dan troost ik me met de gedachte dat mijn geloofsovertuiging doorslaggevend zal blijven :-).
Ik ga voor 70% training A /30% training B
Ik geloof in ‘fake it till you make it’
Ik gok op meer effect van training A
Ik ga voor combi a/b maar als ik echt moet kiezen… B , zelfinzicht…
Ik denk een combinatie waarbij B het vertrekpunt is, maar die keuze is er niet, dus dan toch voor training B
Ik denk training A. (Zelfs zonder herkansing). Mét herkansing nog zekerder aanpak A.
(eerder geplaatst op LinkedIN)
In veel gevallen kán dit de buitenkant zijn. Dit baseer ik op 18 jaar ervaring met de training #InzichtinInvloed. Hier wordt weliswaar heel kort aandacht besteed aan de binnenkant: bewustwording van belemmerende overtuigingen. Maar verder bestaat de training uit dagenlang oefenen in een veilige setting met effectief gedrag. En door te ervaren dat dit gedrag positief effect heeft en de belemmerende overtuiging niet uitkomt, verlaagt dit de drempel om dit gedrag ook in de praktijk met succes neer te zetten. Bijzonder vond ik het altijd dat verlegen mensen dachten dat ze ook een grote bek moesten hebben in overleg met roeptoeters. Maar als ze in de training juist experimenteerden met eerst contact maken (samenvatten, vragen stellen) ze als vanzelf podium kregen, gehoord werden en hun stem niet hoeven te verheffen. Vele verlegen mensen heb ik in de training zien opbloeien en zelfverzekerder zien worden. Via de buitenkant dus…
Al is het natuurlijk veel genuanceerder. En wordt er in de training onder meer door individuele gesprekken ook extra aandacht aan de binnenkant besteed. En is er voor sommigen met diepgesleten patronen soms extra (binnenkant)werk nodig. Bijvoorbeeld het omarmen van de interne criticus ipv wegduwen ervan..