Wat zet je niet in je programma?

Voor een training stuur je deelnemers altijd een uitnodiging met het programma. Maar van sommige dingen die je op het programma of in de uitnodiging zet worden deelnemers niet blij. In dit blog: welke vier dingen zet je liever niet in je programma of uitnodiging?

Werkvormen

Als je een groep voor de eerste keer traint, kun je een algemeen stukje toevoegen over werkvormen, maar niet gedetailleerd per onderdeel. Je wilt misschien nog van vorm veranderen.

Als je al iets zegt over werkvormen vermijd je in elk geval het woord rollenspel. Als trainers gebruiken we het woord onderling wel, maar het doet te veel deelnemers denken aan frustrerende ervaringen in het verleden. Schrijf daarom liever dat je situaties gaan oefenen, gaat uitproberen wat werkt, aan de slag gaat met vaardigheden. Alles liever dan het woord rollenspel.

Leerdoelen

Leerdoelen zeggen deelnemers vaak niet zo veel. Als je het prettig vindt om die te vermelden, mag het best in een algemeen stukje vooraf. Maar niet per onderdeel en ook zeker niet de doelen die je hebt gebruikt om je programma te ontwerpen. Die zijn te specifiek en te uitgebreid.

‘We beginnen op tijd’

Niet doen: dreigen dat je op tijd begint. Echte laatkomers schrikt je zo niet af en je kunt er niets mee. Stel je voor dat je om half tien met drie van de twaalf deelnemers zit. Toon mij de trainer die dan begint op de eerste trainingsdag. Daarom geldt: eerst contact maken, dan je grenzen stellen.

Je kunt deelnemers wel laten zien dat je meteen aan het werk gaat door een aantrekkelijk ochtendprogramma te maken dat snel start. Dus zelfs als je denkt dat je de eerste drie kwartier gaat gebruiken om kennis te maken zet je dat niet in je programma.

Zelfs begin ik trouwens wel graag op tijd. Wachten op laatkomers is in het algemeen een slecht idee. Het is vervelend voor de deelnemers die wel op tijd waren en je voedt de deelnemers op dat je bij jouw training best te laat kunt komen. Omdat deelnemers het ook naar vinden om te vroeg te komen, geven we meestal een inlooptijd en een starttijd aan: ‘We starten om 9.30 uur. De koffie staat klaar vanaf 9 uur.’

Als niet iedereen er om half tien is, tel ik hoeveel er wel zijn. Mijn vuistregel is: je kunt starten als je de helft + 1 binnen hebt. Bij een groep met twaalf deelnemers kun je starten als er zeven binnen zijn. Dan heb je genoeg bedding om de rest in een paar zinnen bij te praten als ze later aansluiten.

Voorbereidingsopdrachten

Als je de deelnemers nog niet gezien hebt, zijn voorbereidingsopdrachten riskant. Zonder contact vooraf zullen de meesten er niets aan doen en dat gaat ten koste van je autoriteit. En wat doe je als blijkt dat de helft het wel en de andere helft het niet heeft gedaan?

Het wordt anders als je van tevoren contact hebt gehad met de groep. Dan kun je afstemmen wat ze vooraf moeten doen en zullen ze eerder geneigd zijn om aan het werk te gaan.

Stuur een voorbereidingsopdracht minstens drie weken van tevoren toe en maak duidelijk dat hij echt nodig is om de training te volgen. Dat doe je door in het programma op papier tijdens de eerste dag zichtbaar voort te borduren op de opdracht.

Zin in meer infographics?

Sinds een tijdje plaatst Karin elke week een infographic op LinkedIn. Die gaan allemaal over praktische trainingsvragen, zoals:

  • 10 tips voor de eerste 10 minuten
  • Hoe houd je de energie erin, het laatste uur van de training?
  • Hoe herstel je na een ‘mislukte’ training?

Volg Karin dan op LinkedIn, want deze berichten verschijnen normaal gesproken niet op onze website.

Plaats een reactie