‘Voor een opdracht moet ik 200 mensen informeren over een voor hen belangrijk onderwerp. Ze moeten de stof echt oppakken en begrijpen wat er voor hen gaat veranderen. Wie kan mij helpen aan een passende werkvorm?’
Deze vraag stond op de LinkedIngroep van Dutch Training Professionals en ik vind het een interessante vraag. Want al word je gevraagd om een groep te ‘informeren’, je weet dat je met alleen een verhaal weinig bereikt. Als je wilt dat mensen de stof oppakken en ermee aan de slag kunnen, heb je actieve werkvormen nodig. Maar hoe vind je die? En dan ook nog eens werkvormen voor grote groepen!
Willen en kunnen
In de zoektocht naar werkvormen voor grote groepen kun je gemakkelijk verdwalen. Voor je het weet stel je inventariserende vragen (‘Waaraan denk je bij…’) of laat je de deelnemers ervaringen uitwisselen. Dan heb je wel interactie, maar bereik je niet je doel. Start daarom met het scherp krijgen van je doelen. Wat wil je bereiken?
De vragensteller heeft haar doelen al scherp: ‘echt oppakken’ en ‘begrijpen’. Dat zijn twee verschillende doelen en daarom zijn er twee verschillende werkvormen nodig.
1. Eerst wil je dat deelnemers de stof oppakken: ze moeten geloven dat het onderwerp belangrijk voor ze is en zin krijgen om ermee aan de slag te gaan.
2. Nadat je je verhaal verteld hebt, kies je een werkvorm waardoor de deelnemers de stof echt gaan begrijpen: ze kunnen zelf met de stof aan de slag in hun dagelijkse praktijk.
1. Werkvorm om te gaan willen: meerkeuzevraag
De meerkeuzevraag is een geweldige werkvorm om deelnemers nieuwsgierig te maken. Kies een kort stukje theorie dat essentieel is en bedenk een praktijksituatie waarin de deelnemers dat kunnen toepassen. Bedenk daarna wat de voorspelbare fouten zijn die ze kunnen maken: hoe kunnen ze de mist in gaan? Maak hiervan een meerkeuzevraag door te vragen hoe ze de situatie zouden aanpakken.
Anne Marij moet medewerkers van een kaasmakerij vertellen wat de hygiëneregels zijn. Die zitten daar niet op te wachten: ze denken dat ze de regels wel kennen en vinden de training gedoe. Daarom start Anne Marij met een meerkeuzevraag.‘Je moet snel wat uit de productieruimte halen terwijl je al omgekleed bent. Wat doe je?
1. Alleen haarnet en jas aan, want je komt toch nergens aan.
2. Haarnet en jas aan, handen wassen en desinfecteren. Bedrijfskleding is niet nodig, want je bent maar even in de productieruimte en bezoekers en kantoorpersoneel hebben dezelfde kleding aan.
3. Alleen haarnet is voldoende, want je bent maar even in de productieruimte.
4. Haarnet, jas en bedrijfskleding aan, handen wassen en desinfecteren.’Anne Marij laat de deelnemers stemmen met briefjes en laat ze hun antwoorden toelichten. Zelf geeft ze nog geen commentaar en daardoor worden de deelnemers nieuwsgierig naar haar mening. Doordat de deelnemers elkaar vertellen wat de nadelen zijn van een verkeerde werkwijze ontstaat er ook ‘pijn’. Ze krijgen door dat een verkeerde werkwijze grote schade kan veroorzaken en dat willen ze natuurlijk niet.
Werkvormen voor grote groepen
Wanneer je de meerkeuzevraag ontworpen hebt, ga je hem geschikt maken voor grote groepen. Als je de zaal meteen vraagt om te reageren, zullen weinig mensen dat doen. Ze vinden het te eng: ‘Misschien zeg ik wel iets doms.’ De crux is dat je mensen eerst in tweetallen hun mening laat uitwisselen en ze pas daarna vraagt om plenair een toelichting te geven. Ze voelen zich dan gesteund, omdat ze er al met elkaar over gepraat hebben. Hun buurman heeft ze niet uitgelachen, dus dan zal het met de rest van de zaal ook wel meevallen!
- Vraag de deelnemers met hun buur uit te wisselen welk antwoord ze het best vinden.
- Vraag de deelnemers dan om te stemmen. Een low-budget en low-tech methode is dat je vooraf op elke stoel 4 gekleurde vouwblaadjes legt. Vraag de mensen om de kleur van hun antwoord op te houden: rood is 1, blauw is 2, groen is 3, geel is 4.
- Loop de zaal in en vraag iemand om zijn antwoord toe te lichten. Vraag elke keer een reactie van iemand die het er niet mee eens is. Binnen 10 minuten heb je alle argumenten op tafel en is de zaal nieuwsgierig naar wat jij te vertellen hebt.
Misschien wil je liever stemmen met je mobiel of stemkastjes? Dan krijg je op een scherm te zien hoe de antwoorden verdeeld zijn. Lekker fancy, maar niet effectief. Want niet de uitkomst is belangrijk, maar de discussie! Daarom moet je weten wie wat heeft gezegd, zodat je die kunt uitlokken zijn antwoord toe te lichten. Liever geen stemkastjes dus.
2. Nieuwsgierig geworden? Geef een korte uitleg
Na de meerkeuzevraag leg je de stof uit en vertel je waarom je die belangrijk vindt. Beperk je tot de essentie, want deelnemers kunnen hooguit 20 minuten geconcentreerd luisteren. Zorg ervoor dat je in die tijd behandelt wat echt belangrijk is.
3. Werkvorm om te gaan snappen: puzzels
Hierna kies je een werkvorm waarmee je deelnemers de stof laat toepassen in een praktijksituatie. Puzzels zijn heel geschikt voor grotere groepen: je laat de deelnemers nadenken over voorbeelden met de checklist in de hand. Doordat je zelf voorbeelden geeft, kunnen ze snel aan de slag.
Frank legt uit dat je doelen altijd SMART moet formuleren: Specifiek, Meetbaar, Acceptabel. Resultaat gericht, Tijdgebonden. Hij zet 5 doelen uit de praktijk van de deelnemers op een rijtje en doet bij het eerste doel voor hoe je dat beoordeelt op de elementen. De deelnemers moeten beoordelen hoe SMART de volgende 4 doelen zijn.Als de deelnemers klaar zijn laat Frank de juiste antwoorden zien. Wanneer er nog onduidelijkheden zijn, bespreekt hij die plenair na.
Analyseren of vergelijken
De puzzel hierboven is analyserend: de deelnemers moeten 1 voorbeeld toetsen aan de checklist. Je kunt variatie aanbrengen door 2 of meer voorbeelden te geven en die te laten vergelijken.
Vergelijken is vaak gemakkelijker èn uitdagender dan analyseren. Het is gemakkelijker omdat je in een vergelijking vaak goed ziet hoe een tip het best wordt toegepast. En het is uitdagender omdat meningsverschillen meteen duidelijk worden. Dat levert interessante discussies op waarin de deelnemers gaan ‘kauwen’ op de stof.
Meryem heeft een groep verpleegkundigen uitgelegd hoe je een patiënt in bed zo kunt keren dat je je rug zo min mogelijk belast. Nu laat ze 3 foto’s zien waarin een verpleegkundige een patiënt vastpakt. Ze vraagt de deelnemers om te kiezen: wat is de beste manier, wat is de slechtste en waarom?
Werkvormen voor grote groepen
Ook deze werkvormen kunnen goed in een grote groep. De deelnemers maken de opdracht weer in (andere) tweetallen. De nabespreking blijft spannend door te werken met een antwoordvel. Je laat na een tijdje de goede antwoorden zien en vraagt wie een ander antwoord heeft. Met de zaal praat je alleen over de verschillen, want daar zit de grootste leerwinst.
- Licht de opdracht toe. Vraag de mensen om zich naar een andere buur te draaien dan bij de eerste oefening. De uiteindes van de rij kunnen iemand voor of achter zich nemen.
- Zet mensen aan het werk en kondig aan dat de antwoorden na 10 minuten op de powerpoint verschijnen.
- Laat mensen hun antwoorden vergelijken met de jouwe.
- Vraag aan de zaal waar verschillen zitten; laat iemand zijn antwoord toelichten, vraag reactie in de zaal en vul zo nodig aan.
Meer weten?
Wil je leren hoe je werkvormen ontwerpt? Kom dan naar de training Activerend trainen. Of lees het boek Trainingen ontwerpen.
Hoi Karin,
Dankjewel voor deze ideeën voor werkvormen die zijn geschikt voor grote groepen. Kun je met een grote groep ook confronterend starten? De deelnemers (70) in kwestie zijn zich niet bewust van dat ze niet goed luisteren en vormt de kern van alles wat we verder gaan doen. Ik zou daar graag de training mee starten.
Beste Natasja,
ja, ook met een grote groep kun je confronterend starten. Ik heb dat zelf wel eens gedaan met een groep van die grootte. Dat vereist een heel heldere casus & checklist waar je op uit gaat komen en enorme routine in de werkvorm. Want er komen altijd onverwachte reacties en die zijn lastiger te managen in een grote groep. De meerkeuzevraag is minder risicovol om te begeleiden.