Ken je dat? Je legt een stuk theorie uit en een deelnemer onderbreekt je met een ja-maar. Frank: ‘Ja-maar, zo doe ik het helemaal niet. Als ik iets vind van iemand zeg ik het gewoon. Dat omslachtige gedoe, nergens voor nodig.’ Hoe reageer je?
Als je net lekker bezig bent, is de verleiding groot om uit te leggen waarom jouw aanpak beter is. Maar Frank wordt daardoor niet overtuigd en herhaalt alleen maar dat hij het onzin vindt. Zijn manier werkt echt, dankjewel, en wat jij vertelt is theoretisch gezeur. Misschien zegt hij het niet zo letterlijk, maar het druipt ervan af.
De rest van de groep blijft stil, maar je voelt de scepsis groeien. Werkt jouw aanpak eigenlijk wel? Wanneer je alleen een presentatie geeft, is dat tot daaraan toe. Maar als je wilt dat de deelnemers daarna gaan oefenen met jouw theorie heb je een probleem. Want zoals het er nu voor staat, gaan ze dat niet doen.
Ga niet vechten, laat deelnemers onderling discussiëren
Dit patroon zie je vaker. Of je nu uitlegt hoe je iemand handig aanspreekt, op de beste manier een project leidt, een gezonde maaltijd samenstelt of een overtuigende sollicitatiebrief schrijft – er zullen altijd deelnemers zijn die een ja-maar opwerpen en niet gevoelig lijken voor argumenten. Dat komt doordat deelnemers met hun eigen waarheid in hun hoofd zitten. Als je probeert om ze te overtuigen van jouw gelijk, voelen ze te weinig ruimte en gaan ze je wantrouwen. ‘Hoezo weet jij het beter?’ Zo wordt je uitleg een gevecht.
Om dat te voorkomen, is het belangrijk dat je uit je rol als alwetende trainer stapt en ruimte geeft aan de mening van Frank. Daarbij is het cruciaal dat je er andere deelnemers bij betrekt en die onderling laat discussiëren. Dan zul je zien dat Frank bereid is om te luisteren, dat de hele groep van de discussie leert en dat je zelf moeiteloos je verhaal weer oppakt. Om zo’n didactische discussie voor elkaar te krijgen, zet je vier stappen.
1. Omarm de ja-maar
2. Relax en laat de kritiek aanzwellen
3. Maak een leerzame discussie van de ja-maar
4. Rond af en ga verder met je uitleg
1. Omarm de ja-maar
Zeg ja tegen de ja-maar. Ga ervan uit dat Frank gelijk heeft en dat hij jou iets te leren heeft. Met die houding kun je oprecht nieuwsgierig zijn. Honoreer daarom de inbreng van Frank: ‘Goed punt!’ Als je nog stond, ga je zitten, zodat je op gelijke hoogte komt met de deelnemers. Dat brengt je in de ontvang-stand (nodig voor het vervolg) en het is een signaal voor de deelnemers: we gaan als gelijkwaardige partners in gesprek.
Vat Frank niet samen, want dat is nutteloze spreektijd. Iedereen in de groep heeft hem gehoord en als je zijn ja-maar nog eens samenvat, maak je vooral jezelf belangrijk. Je loopt bovendien risico dat je het punt nog wat afzwakt, waardoor Frank zijn punt nog wat duidelijker wil gaan maken.
Je kunt wel doorvragen als je Frank nog niet begrijpt: ‘Hoe doe jij het dan?’ ‘Wat vind je vooral onzinnig?’ Voorkom dat je vragen gaat stellen om Frank te overtuigen van jouw gelijk. Stel dus geen effect-vragen waarmee je hem wilt laten inzien dat het niet werkt: ‘En hoe reageert je collega daarop?’ (Vast niet goed hè?)
Vaak is ‘Goed punt!’ al genoeg. Het belangrijkste is dat je het meent. Voel oprecht dat het voor Frank misschien beter is om gewoon te zeggen wat hij vindt en om jouw blabla op de flap achterwege te laten.
2. Relax en laat de kritiek aanzwellen
Hierna kijk je vragend de groep rond: ‘Wat denken jullie?’ Waarschijnlijk reageert er dan iemand die het eens is met Frank. Elif was ook al sceptisch, maar durfde niets te zeggen. Maar nu Frank het gedaan heeft en jij er zo aardig op reageert, durft zij wel. En dus zegt Elif: ‘Nou, ik ben het eigenlijk wel eens met Frank. Het mag van mij allemaal wel wat minder gepolijst.’
Ook nu blijf je aanmoedigend reageren: ‘Fijn, helder. Wie nog meer?’ Je staat dus nog steeds in de goed-punt-stand en duwt de opkomende paniek – ‘Shit, straks koopt niemand mijn theorie en word ik hier met pek en veren weggedragen’ – weg. Want het komt goed, echt. Maar niet meteen, want vaak komt er eest nog een derde ja-maar. Cindy: ‘Ja nee, dat vind ik ook. Zoals jij het doet, dat is gewoon niet zoals we het hier doen.’
Nu is het wél het moment om samen te vatten en daarom zeg je: ‘Oké, dus eigenlijk kun je gewoon zeggen waar het op staat. Die dingen die ik op de flap zet zijn nergens voor nodig.’ Je blijft stil en belangstellend en daardoor staat er altijd wel iemand op die zegt dat het toch iets minder scherp ligt. Marja: ‘Nou, ik weet het niet. Ik vind er ook wel wat in zitten. Hij had het iets netter kunnen zeggen want…’
3. Maak een leerzame discussie van de ja-maar
Terwijl ze dit zegt, kijkt Marja waarschijnlijk naar jou. En nu komt de beste tip, want jij kijkt even terug naar Marja en dan naar Frank: wat vindt hij van Marja’s nuance? Frank luistert naar Marja en kijkt daarom al naar haar. En als jij nu naar Frank kijkt, volgt Marja jouw blik en spreekt ze hém toe in plaats van jou. Het gevolg is dat ze niet jou, maar Frank uitlegt waarom ze het niet met hem eens is. Frank zal op haar reageren, anderen bemoeien zich ermee en gaan echt met elkaar in gesprek.
Dit is het moment dat de discussie echt begint. Wees geïnteresseerd, maar geef geen mening. Laat het gesprek lopen. Dat wordt interessant, want iedereen gaat wegen. Wanneer is het belangrijk om het netjes te zeggen en wanneer kan het ook wel wat ruiger? Hoe ziet het eruit als je het ruig zegt en wat is dan het effect? Wat gebeurt er als je het netjes zegt en wat als je het te netjes zegt?
Het enige wat je hoeft te doen, is de verschillen samenvatten en benieuwd zijn. Let op dat je samenvat op argumenten en niet op namen. Dus liever zo: ‘Aan de ene kant is het fijn om jezelf te kunnen zijn in je werk. Aan de andere kant kan het voor de ander wel erg pittig overkomen.’ En niet zo: ‘Frank vindt het belangrijk om zichzelf te zijn en Kristel en Lotte steunen dat. Martine en Awet vinden dat je dan te pittig overkomt.’ De namen maken er een strijd tussen personen van. Maar het is geen vergadering waarin we het eens moeten worden, het is een leerzame discussie. De argumenten staan dus centraal en het bekijken van meerdere kanten. Het kan werken om een stille deelnemer het woord te geven: ‘Wat vind jij Monique?’ Vaak komt die met een nuance of inzicht waarin iedereen zich kan vinden.
4. Rond af en ga verder met je uitleg
Na een paar minuten is alles wel gezegd. Je voelt dat sommige deelnemers hun aandacht verliezen en dat anderen in herhaling vervallen. Weer anderen kijken naar jou: ‘Rond dit af!’ zegt hun blik. Dit is het moment om de verschillende perspectieven samen te vatten en er een vraag uit te halen waarmee je mee verder kunt. ‘Aan de ene kant is het vervelend als je alles zo overdacht moet doen, aan de andere kant is het fijner voor de ontvanger als je er een beetje over nadenkt. En dan is natuurlijk de vraag hoe je dat doet op zo’n manier dat het toch je eigen taal is. Nou, daarover ga ik wat meer vertellen.’
Dan sta je op en ga je door met je uitleg. Daarin pak je mee wat de discussie heeft opgeleverd. Je zorgt er in dit geval dus voor dat je voorbeelden geeft van wat minder gepolijste taal, zodat je wat dichter tegen de praktijk van de deelnemers aanzit – maar nog wel volgens je eigen visie/aanpak. Zo neem je het weerwoord van Frank mee en kom je toch ook weer terug bij je eigen verhaal.
Wat levert dit op?
Als je op deze manier ja zegt tegen een ja-maar wordt je training er alleen maar beter van. Om te beginnen krijg je een betere samenwerking met de groep. Deelnemers voelen dat je hun beleving serieus neemt en er iets mee doet. Daarnaast wordt de inhoud van de training ook beter. Door een ja-maar serieus te bespreken, leer je zelf iets bij en kun je de uitleg aanscherpen. En tot slot gaan deelnemers beter en fijner leren als ze met elkaar in gesprek gaan. Ze vertalen jouw uitleg in eigen woorden en maken zich de theorie eigen. Daardoor gaan ze straks met meer begrip en motivatie oefenen.
Kortom, zeg ja tegen een ja-maar.
Ook zo leren trainen?
Wil je leren hoe je soepel ja zegt tegen een ja-maar, samen met een fijne trainer en leergierige groep? Kom dan naar één van onze langere opleidingen. Of kom naar de tweedaagse training Groepsprocessen voor trainers.